Taal
Inleiding
Oldebroeks
Voorbeelden
Inleiding
Het Oldebroeks is één van de vele Nedersaksische "dialecten" die in Nederland
gesproken worden.
Het totale Nedersaksische taalgebied in Nederland omvat Groningen, Drente,
Stellingwerven in Friesland, Overijssel en de Veluwe en de Achterhoek. In
dit gebied leven zo'n 3 miljoen mensen, waarvan naar schatting 60 % het dialect
gebruikt/beheerst.
Verwante dialecten worden in het grootste deel van Noordduitsland gesproken. Een officiele gestandaardiseerde vorm van het Nedersaksisch/ Nedderdütsch/Plattdütsch bestaat er niet.
Op bovenstaande kaart betreft het het gebied waar Nordniedersachsisch, Westfallisch
en Ostfallisch gesproken wordt. Nauw verwant zijn het Mecklenburgs, het Markisch
en uiteraard het Nederlands/Zeeuws. Het Fries heeft met het Nordfries een
aparte status, en het Limburgs is meer verwant aan de dialecten in het Roergebied
(Frankisch).
In 1995 is het Nedersaksisch door de Nederlandse overheid erkend als officiële
taal, zij het niet met de bevoegdheden zoals het Fries die heeft. Vanaf dat
ogenblik zie je dat veel winkels en gemeentehuizen, de sticker "hier
ma'j plat proaten' opgeplakt hebben. Je kunt nu in ieder geval zeggen dat
wij geen plat meer praten, maar Oldebroeks, Oosterwoldes of welke vorm dan
ook van het Nedersaksisch.
Oldebroeks
De 'schade' die onze taal is aangericht door onze kinderen "Hooghaarlemmerdijks
of ABN" te leren is te betreuren, maar voorkom in ieder geval dat ze er zich
van afwenden. Het zal moeilijk zijn om kinderen nu nog het Nedersaksisch bij
te brengen, maar besef dat een goede beheersing van het Oldebroeks helpt bij
het leren van een andere taal.
1. Een eenvoudig voorbeeld is het gebruik van de ei en ij in het Nederlands.
Hier is in het Nederlands geen algemene regel voor, maar in het Oldebroeks
geldt de regel, dat waar wij de ie of î -klank gebruiken, in het Nederlands
de (lange) ij geschreven moet worden. (schrieven-schrijven, wie-wij, îs-ijs).
2. Net als het Engels heeft het Oldebroeks geen 'beleefdheidsvorm' voor de 2e persoon enkelvoud (Engels: you, Oldebroeks: ie(je), Nederlands: je/jij of u). Dit betekent dat wij minder 'afstand' tot anderen kunnen aanhouden, en net als de Engelsen ons niet hoeven af te vragen welke vorm we moeten gebruiken (jij of u). Bovendien maakt het niet uit of je iemand aanspreekt met zijn achter- of voornaam, het is maar net wat je gewend bent of hoe je iemand kent.
3. Het begrip geslacht (mannelijk of vrouwelijk) is in het Nederlands nog
steeds aanwezig, maar de meesten staan er totaal niet bij stil (zie het
woordenboek). Je kunt zeggen: de deur staat open, wil je hem dicht doen?
Niks aan de hand lijkt het, maar het is geen 'goed' Nederlands. Deur is
van oorsprong vrouwelijk, en daarom hoor je te zeggen: 'wil je haar
dicht doen'.
In het Nederlands weet je wel of een zelfstandig naamwoord een het- (onzijdig)
of de- (geslachtelijk) woord is, dat heb je gewoon overgenomen toen je leerde
praten. Je weet echter niet of een 'de' woord vrouwelijk of mannelijk is,
zoals in het Duits. In het Oldebroeks kun je dat soms zien. Eénlettergrepige
woorden die, anders dan in het Nederlands, op een 'e' eindigen zijn vrouwelijk
(kaste, deure, peere, slange, geite, tente, schoele, karke).
In het Nederlands (zie woordenboek) zijn deze woorden vrouwelijk 'v', met
de toevoeging '(m)', zodat mannelijk (hem) gebruik toegestaan is.
Toegegeven, voor veel mensen is dit muggenzifterij, maar dan moet je je
ook niet ergeren als een allochtoon zegt: 'een grote huis'. Deze persoon
weet dan niet dat het bijvoeglijk naamwoord altijd een 'e' erbij krijgt
voor een zelfstandig naamwoord, behalve als dat laatste onzijdig (huis)
is en het onzijdig lidwoord (een) ervoor staat. Mogelijk weet deze allochtoon
wel dat de 3e persoon meervoud ze/zij is en niet hun(nie), een 'fout'
die autochtone Nederlanders steeds vaker maken.
Of je een verandering mooi vindt of niet, een taal leeft en verandert. Wat
nu nog 'vaut' is, kan morgen 'goet' zijn.
4. Het Oldebroeks heeft niet de ontwikkeling meegemaakt zoals het Nederlands door de eeuwen heen heeft ondervonden. De hele ontwikkeling van de staat, in economisch en maatschappelijk opzicht, heeft z'n invloed gehad op de taal. Steeds moesten er nieuwe woorden worden (uit)gevonden, meestal werden ze ingevoerd. Het Oldebroeks is in zijn ontwikkeling grotendeels blijven steken op agrarisch en laagambachtelijk niveau. Deze beperkte basis betekent dat onze spraak veel eenvoudiger en korter is (gebleven) dan het Nederlands. Uit onderstaande voorbeelden wordt dit duidelijk:
tekst 1
...... Als je belt hoor je soms: u bent verbonden met
het antwoordapparaat van de familie "huppel de pup". Wij zijn momenteel niet
bereikbaar. Na de pieptoon kunt u uw boodschap inspreken.
In het Oldebroeks gaat dat veel sneller: Wie bint d'r nît, wat he'j te
zeuren.
tekst 2
.......Ook vergaderen kan in het Oldebroeks veel sneller dan in het Nederlands. Onderstaand volgt een voorbeeld van een willekeurige vergadering, waar iedereen zich in kan herkennen:
Nederlands : Ik verklaar hierbij de vergadering voor
geopend.
Oldebroeks : Wakker worn.
N: Bent u vandaag de notulist?
O: Schrief ie?
N: Ik denk niet dat deze opmerking significant bijdraagt
aan het gespreksonderwerp.
O: Ie zeurt.
N: Ik zou u graag uitnodigen voor een gesprek onder
vier ogen.
O: Goa'j mee naor bûten.
N: Uw lijn van redeneren lijkt mij van iedere logica
gespeend.
O: Loop toch hinne.
(als de koffiejuffrouw binnenkomt)
N: Dan houden we nu een koffiepauze.
O: Wat, gin bier?
N: Ik hoop niet dat u problemen met mijn functioneren
hebt.
O: Ha'j wat.
N: Uw voorstel lijkt mij voor dit bedrijf geen resultaten op te leveren.
O: Ie bint nît goed wîs.
N: Kunt u uw medewerkers op deze nieuwe regels attenderen?
O: Geef dee leugens deur.
N: Hetgeen u mij zojuist mededeelde, was mij niet geheel duidelijk.
O: Wat ze'j?
N: Excuseer mij ik moet even een telefoontje plegen.
O: Effm belln.
N: Dan is het tijd voor de rondvraag.
O: Ha'j nog wat.
N: Dan sluit ik bij dezen de vergadering en wens allen een goede thuiskomst.
O: Wie goat op hues an.
Voorbeelden
Voor de allochtone Oldebroeker en overige belangstellenden volgen hier een aantal Oldebroekse woorden en uitdrukkingen, probeer maar of je de vertaling of de betekenis weet:
Woorden:
(eevm) alleens, ankeern, ânte, babbelegoegies, bamboes, bolle, brukkîn,
brummel, bulsink, drîtten, dummelig, eek, eekmulder, (zeik)eempe, feile, foester,
futsîn, gangs, galpen, gardebessem, genuilder, greepe, griezels, heisteren,
hellig, hilde, huusîn, ieluuj/joeluuj, îslopen, ketjanties, kladde,
kelte, klongel, kneurn, koddekop, koem, kölkn, krang, loop, mâspluize,ketten,
linde, los, marriekolle, meertig, meizeuntîn, mentig, moekerig, (grôp)moor,
möppîn, nagelholt, nakend wîfîn, netzelfde, nemmer,
neuver, pillegarste, pratstoel, reien, rekenge, rikknge, rim, rodolm, ruut,
schoere, slei, slieren, slim, slont, soeze, snommes,tamee/temee, talter, teemse,
toeke, tweede weggens, tuksen, varrel, veeln, wasseldôek, weggn, wierig, 'zee',
zot, zowat,.....
Voor vertaling zie Woordenlijst
Uitdrukkingen:
een barg, 't op 't petret zettn, op hues an, foi toch, zeike voarn, .....
Bedenk dat er geen standaard bestaat en dat het Oldebroeks per gezin en persoon
kan afwisselen. Zo zegt de één begunnen (voltooid deelwoord), maar de ander
begossen, jus voor de aardappelen kan 'sj(e)u' zijn, maar ook 'nat'.
Een Libanees zei eens tegen mij, dat je het Nederlands begrijpen kon, als
je Duits, Engels en Frans sprak. In nog sterkere mate geldt dat voor het Oldebroeks.
Is Nederlands je moers taal dan is geschreven Oldebroeks vrij makkelijk te
lezen, en met een beetje moeite leer je het ook verstaan. Praten is een tweede
zaak, daarvoor is het Oldebroeks in een aantal opzichten veel rijker dan het
Nederlands, wat je bijvoorbeeld kunt zien aan het aantal klinkers en aan de
grammatica.
Natuurlijk is het Oldebroeks geen taal die uniek is, maar het is wel de
taal waarin je als geboren Oldebroeker hebt leren praten, en waarin je hoe dan ook later zult (blijven) denken.
Hans van Boven