Oldebroek
Geografie
Grondsoorten
Onderstaande kaart van rond 1932 geeft de toestand weer zoals vader en grootvader die aangetroffen hebben. Het meest in het oog springende verschil met 2000 is het ontbreken van de IJsselmeerpolders (Noordoostpolder en de Flevopolders). Langs de kust van de Zuiderzee van Elburg tot voorbij Harderwijk liep aan het eind van de 19e eeuw een zeepad op korte afstand van het water. Waar het pad de Veluwse beken kruiste waren voetbruggen (loopplanken?) gebouwd. Wat was de functie van dit pad, had het te maken met de (controle van de) oever van de Zuiderzee, of was het een oude kustverbinding tussen de Zuiderzeehavens?
De tramlijn van Hattemerbroek over Oldebroek en Elburg naar Nunspeet is al
verdwenen (1931), maar de spoorlijn van Apeldoorn naar Hattemerbroek en verder
naar Kampen bestaat nog.
Het spoor naar Kampen is niet veel later opgeruimd, maar opmerkelijk is dat
de huidige autoweg van het klaverblad Hattemerbroek tot aan de Zande (de Koloch)
praktisch dezelfde lijn volgt als het voormalige spoor. De rails van de lijn
van Apeldoorn naar Hattemerbroek zijn door de Nederlandse Spoorwegen verkocht
aan de firma Ballast Nedam. Deze heeft ze gebruikt om eind 70-er jaren in
Saoedie-Arabië een spoorlijn (met eigen ogen gezien) aan te leggen voor
het vervoer van steen voor de bouw van een haven.
In het ondanks de al voltooide Afsluitdijk nog steeds Zuiderzee geheten water
zie je links boven de eilanden Urk en het smalle Schokland.
Dit gedeelte van de Zuiderzee was erg ondiep en bij laagwater (eb en vloed!)
en een sterke oostenwind kon het oostelijk gedeelte van de Zuiderzee grotendeels
droogvallen. Bij Elburg kon je dan enige kilometers de zeebodem oplopen, van
Schokland liepen de mensen naar de Ramspol op het Kampereiland en bij Harderwijk
strekte de Knar, een ondiepe zandbank, zich kilometers ver in de zee uit.
Boven Zwolle liggen de laagveengronden, tussen Kampen en Zwolle vooral de
kleigronden. In de omgeving van Oldebroek bevindt het laagveen zich in de
Broeklanden en in het zuidelijk deel van polder Oosterwolde.
Ten zuiden van Oldebroek vind je overwegend zand- en grindgronden en enkele
verspreide zandverstuivingen. In deze richting ga je de Veluwe op naar hogere
gronden, naar 'boven'. Op nog geen 3 km in ZO richting ligt de zuidwest-noordoost
lopende kilometerslange Woldberg (zie ook de hoogtekaart, hoogste punt 64
meter: de 'knoebbel'), militair terrein, met bijna ongeëvenaarde, schitterende
heidevelden.
Mijn vader hoopte ooit nog mee te maken dat deze gebieden, bij ons bekend
als het Veld (vandaar de naam Veldfeest!), weer vrij toegankelijk zouden zijn.
In het grootste deel van zijn leven en nog in mijn prille jeugd was er beperkte
toegang, maar was het geen gebied meer waar arme mensen hun bestaan moesten/mochten
zoeken.
De Oldebroekse heide met de Woldberg, bij de Ottenweg gezien in oostelijke richting: een boomloze horizon, uniek voor Nederland, sinds eeuwen onveranderd (10 september 2004, rond half acht 's avonds)
In de 19e eeuw konden mensen zich er vrij vestigen en er een bestaan als
keuterboer proberen op te bouwen, waarbij heideprodukten als bezems werden
gemaakt, maar ook geiten en schapen werden gehouden. In goede heidejaren was
er voor de imkers, meestal boeren(knechten), een goed loon te verdienen met
de opbrengsten van honing en was.
Merkwaardig genoeg ligt het dorp Oldebroek niet op hoge en droge gronden,
maar min of meer in het laagveen van de Broeklanden. De reden hiervoor is niet
duidelijk. Met een hoogte van zo'n 1,5 - 2 meter boven NAP ligt het duidelijk
boven polder Oosterwolde, maar in een terrein-inzinking tussen de Woldberg
en een dekzandrug bij Oosterwolde. Door die in verhouding lage ligging heeft
Oldebroek altijd problemen gehad met de afvoer van het water (Gelderse Gracht).
Daarnaast kon het IJsselwater bij een dijkdoorbraak bij Zalk ongehinderd richting
Oldebroek stromen.
Voor een goede verstaander is te zien dat de doorgaande Zuiderzeestraatweg
hoger ligt dan de aangrenzende weilanden. Tussen Oldebroek en 't Wissel kun
je soms een hoogteverschil zien van bijna één meter. De nog aanwezige oude
boerderijen liggen op een terp.
Een vervelend gevolg van deze lage ligging ten opzichte van de Woldberg is
de aanwezigheid van waterlagen, afkomstig van die hogere gronden. Deze lagen
kunnen kilometers verder opduiken tot zelfs in de polder Oosterwolde, waar
voor de oorlog nog spontane wellen waren. Voor Oldebroek betekent dit een
hoge grondwaterstand die, voor de komst van het nieuwe gemaal "de Wenden"
en vooral voordat Oostelijk Flevoland er lag, overlast kon geven (vochtige
kelders, na flinke regenval ook ondergelopen weilanden waarin wij als kinderen
met zelfgemaakte 'boten' speelden).
Droge zomers speelden uiteraard een geringere rol dan op de hogere Veluwe.
Een tweede gevolg van de aanwezigheid van de Woldberg is zijn
invloed op het weer. Wat de Ruwenzoriketen voor Afrika, en het Rotsgebergte
voor Noord Amerika betekenen, betekent de Woldberg op kleine schaal voor Oldebroek.
Een gebergte maar ook lage heuvels kunnen voor de vochtige wind een belemmmering
vormen om erover heen te klimmen, of zijn in staat om de richting van de wind
te veranderen of bij te sturen. Het gevolg is bijvoorbeeld dat bij overheersende
westelijke winden het klimaat in West Afrika vochtig is en er oerwoud kon
ontstaan, terwijl Oost Afrika een savanneklimaat heeft, bij een beperkte neerslag
uit het oosten.
Voor Oldebroek betekent het dat vochtige (zuid)westelijke wind iets wordt
afgebogen naar het noorden en daarbij extra water verliest. Over de 'bult',
bij de Overveldsen in Heerde en Epe, kan het dan droog blijven.
Hoogte
In de rug is Oldebroek gedekt door de Woldberg. Aan de westkant is er altijd
de dreiging van de zee geweest, en van het noorden uit van de IJssel bij Zalk.
Vele malen zijn de polders Oosterwolde en Oldebroek overstroomd, waarbij het
water tot aan de Bovenstraatweg kwam. Deze oudste doorgaande weg was een logischer
plek geweest voor het dorp Oldebroek.
Aan het begin van de Eper(grint)weg van Elburg naar 't Harde ligt een boerderij
met de veelzeggende naam Vloedeinde, tot hier en niet verder kwam het (hoog)water.
De ontginning van het broekveen is wel vanaf de Bovenstreek begonnen. De boeren
hadden hun bouwland aan de zuidkant, de droge kant, en de weilanden aan de
noordkant in de nattere broeklanden.Waarschijnlijk is de verbinding van Zwolle
met Harderwijk over Elburg van invloed geweest op de plaats van het dorp.
Nadat al vroeg de Lambertuskerk was gebouwd, ontwikkelde de kern zich er omheen.
De kust van de Veluwe tussen Doornspijk en Nulde ligt grotendeels zo hoog
dat hier geen dijken nodig zijn. Bij storm liep het water vroeger het land
op, maar na de storm liep het water op natuurlijke wijze terug naar (de) zee.
De 'zee' kon hier niet verder oprukken.
Kenmerkend zijn de stuwwallen aan de kust bij Nunspeet, overblijfselen uit
de ijstijd. Hierop liggen nu een aantal campings.
Behalve de overbekende Hierdense beek, stroomopwaarts ook bekend onder de
namen Leuvenumse en Staverdense beek, lopen er meer natuurlijke beken richting
zee, vooral tussen Nunspeet en Elburg.
De hoogste gebieden op de kaart hebben een rode of paarse kleur. Behalve
een groot aaneengesloten gebied vind je ook "restanten" bij Vollenhove
(De Voorst) in de Kop van Overijssel, en in Gaasterland. Dit zijn keileembulten,
die tot 8 meter hoog zijn (waren), en aan de zeekant door het water tot een
steile klif afgesleten werden. Het mooiste, bijna gave, voorbeeld is het 8
meter hoge Oude Mirdummer Klif, waar je over een smal paadje naar toe kunt
lopen. Het klif loopt onder een hoek van 45 graden af naar de "Zuiderzee",
die echter het klif niet meer bereikt. Bij helder weer kun je Urk en Enkhuizen
zien liggen.
Boven Huizen komt de Utrechtse heuvelrug tot aan de zee en vormt daar een
natuurlijke bescherming tegen het water.
Ontstaan van de Zuiderzee
De laatste 20 eeuwen is het Zuiderzeegebied steeds groter geworden, hoewel dit geen constant proces is geweest. Het door de Romeinen beschreven zoete Flevomeer was een verzameling kleine meren en één groter meer, die geen open verbinding met de zee hadden. Aan de randen van die meren groeide het veen, maar door hun grote oppervlakten konden deze meren niet meer dichtgroeien (vergelijk de grote Wieden in NW Overijssel).
IJssel en Vecht kwamen niet rechtstreeks uit in het Flevomeer, maar in een klein binnenmeer, gelegen in de huidige Noordoostpolder, dat weer in verbinding stond met de overige meren. Urk en Schokland (het eiland Flevo?) waren met elkaar en met de oostkust verbonden, waarvan de grens 5 tot 10 kilometer naar het westen lag ten opzichte van de huidige kust.
De bewoners aan de veenkusten leefden in houten huizen, de enige die ongefundeerd
op het veen te bouwen waren. Mogelijk waren de omstandigheden te vergelijken
met het vergane veenlandschap in de Jadebusen, bij Wilhelmshafen ( Noord Duitsland).
Bij storm werd het hele 2 tot 3 meter dikke in open verbinding met de zee
staande veenpakket opgetild. Op deze wijze bood het de bewoners een redelijke
bescherming tegen de zee.
Van dit drijvende veenpakket, "Das Schwimmende Moor" is nog een klein restant over aan de zuidoostkant van de Jadebusen, zij het niet meer in verbinding met de zee, noch grenzend aan open water.
Rond 800 worden Schokland en Urk van elkaar gescheiden en ontstaat
het Almere. De oostkust is enkele kilometers naar het oosten opgeschoven,
maar tussen Elburg en Schokland is nog land aanwezig. Deze toestand duurt
tot de storm van 1170 de veenrug tussen Elburg en Schokland in ieder geval
beschadigd, zoniet wegslaat. De oorzaak kan gelegen hebben in een ruimere
verbinding van het Almere met de Noordzee, maar ook aan de ontginning van
dit veengebied (het Seewald of Swifterbant) door de bewoners. Dat er bossen
geweest zijn is nog duidelijk te zien aan de vele verkoolde stammen en takken
die langs de Stobbenweg in de Flevopolder en in de polder van Oosterwolde
zijn gevonden.
Het op de veenrug gelegen dorpje Biddincheim verdwijnt in de golven (net als
Beulake in de Wieden). Het Almere krijgt langzamerhand een open verbinding
met de zee (het Vlie) en begint brak te worden. In 1340 wordt voor het eerst
van de Suderzee gesproken. De afbraak van het land door de zee houdt dan in
grote lijnen op.
Met de bouw van de eerste dijken begint de mens het water te bedwingen en
ondanks kleine verliezen zal de brakke Zuiderzee niet veel meer groeien.
Voor het eerst is er dan sprake van bewoning van Oldebroek,
als er zich in 1170 "Hollanders vestigen in het veengebied en hun plaats
Hollanderbroek noemen. Tezelfdertijd zouden Friezen zich in het Kamperveen
gevestigd hebben".
Deze Friezen en Hollanders zouden afkomstig zijn uit gebieden die door stormen
in de 12e en 13e eeuw bij de mond van de Vlie waren weggeslagen.
Als woeste grond is de Veluwe en ook het moerassige gebied in en om Oldebroek,
tot 1000 - 1200, zoniet onbewoond, dan toch in ieder geval dun bevolkt
geweest. Dat er (rijkere?) boeren van elders hier naar toe zijn gekomen om
de veengronden te ontginnen ligt voor de hand, maar hun herkomst is twijfelachtig.
Hans van Boven